Hotel

Ooit kreeg ik een insectenhotel cadeau. De gulle gever dacht waarschijnlijk: ‘Die man houdt van alles wat groeit en bloeit, van alles wat kruipt en sluipt, die geef ik een insectenhotel’. Misschien heeft hij in de winkel nog even geaarzeld of het geen pindakaaspothouder voor de mezen moest worden, maar nee, dat is zo afgezaagd. Dan liever iets meer uitgegeven voor een insectenhotel.

En ik nog schijnheilig roepen: ‘Goh, wat leuk, dank je wel, een echt insectenhotel. Alsof ik daarom al jaren verlegen zat. Mijn hele huis is al één groot hotel. Boerenzwaluwen schijten de fietsen in de schuur onder, salamanders en vleermuizen overwinteren in de kelder, en gaasvliegen en lieveheersbeestjes brengen de winter door op zolder. In de WC hangen drie dagpauwogen aan het plafond en in de kist met dahliaknollen lijkt een ringslang al te zijn begonnen aan zijn winterslaap.

En als die zwaluwen eindelijk zijn opgekrast wordt de schuur bevolkt door bosmuizen die aan mijn appels knagen, onder het toeziend oog van een winterkoning die ondanks zijn naam slecht tegen de kou kan en liever binnen slaapt dan buiten. Nee, dieren genoeg, hier in huis.

Dat overbodige insectenhotel verhuisde dus vlug naar een kist met spullen voor de kringloopwinkel, samen met andere nutteloze troep zoals een Römertopf, een broodbakmachine, een Senseoapparaat en een slowjuicer.

 

Toch is het natuurlijk toe te juichen dat de fauna in de tuin tegenwoordig steeds meer aandacht krijgt. Alleen – is zo’n insectenhotel nu werkelijk bedoeld voor alle insecten? Of geldt hier: alle insecten zijn gelijk, maar sommige zijn nog net iets gelijker dan de andere? Is het hotel misschien meer bedoeld voor bijtje zoem zoem, hommeltje brom, of vlindertje fladder, of is er ook plaats in de herberg voor de bladluis, de mier, het wespje prik prik en de pissenbed? En voordat u nu gaat bellen om te zeggen dat een pissenbed helemaal geen insect is: dat weet ik, maar daar gaat het niet om. Het gaat erom of de pissenbed dat zelf beseft als hij zich meldt bij het insectenhotel.

Je kunt tegenwoordig workshops ‘Insectenhotel bouwen’ volgen. En ik zou zeggen: meld je vooral. Laat Van de Kaa maar zure grapjes maken, maar alle beetjes helpen. En vooral voor kinderen is het bouwen en beheren van een insectenhotel een leuke en leerzame bezigheid. En sommige maken er een waar kunstwerk van. Voor mens en insect leuk om naar te kijken. En niet om op te klimmen natuurlijk. De kleine natuurliefhebber moet wel in het gareel blijven.

Het dakje van mijn gekregen – en daarna gauw weggegeven -  insectenherberg was wat groenig van kleur. Het leek alsof het gewolmaniseerd was. Wolmaniseren is het verduurzamen van hout in een badje van zwaar giftige zouten van koper, arseen en chroom. Maar wolmaniseren - was dat niet allang verboden? Toch gaf dat groene waas het hotel een wat sinistere uitstraling. En mij gaf het een bang voorgevoel: misschien zou dit voor veel insecten wel eens hun laatste hotel kunnen zijn.