Dichtersnarcis

April is narcissentijd. In mei zijn de meeste narcissen wel uitgebloeid, of het nu een koud voorjaar is geweest of niet. Toch zijn er ook laatbloeiers onder de narcissen. Narcissus triandus is een klein, meerbloemig narcisje uit Spanje en Portugal, dat daar soms al in februari bloeit, maar hier pas eind april, of in mei. In het wild groeit deze narcis bijna altijd in de schaduw van bomen, en ook in de tuin verdraagt Narcissus triandus meer schaduw dan de meeste andere soorten. Een bekende selectie is ‘April Tears’, met drie tot vijf hangende, zachtgele bloemen aan één stengel.

De sterkste - en goedkoopste – variëteit is ‘Hawera’, een vreemde naam, zoals je die wel eens tegenkomt bij een cafetaria dat naar drie broers is genoemd: Hans, Wessel en Ramon. ‘Hawera’ bloeit dit jaar pas in mei, met trosjes zwavelgele bloemen. Als ik één narcis zou moeten kiezen, dan maakte ‘Hawera’ een goede kans.

Mei is de maand van de dichtersnarcissen, of liever gezegd: wàs de maand van de dichtersnarcissen. In ons nieuwe klimaat zijn ze half april al uitgebloeid. Dichtersnarcissen komen van origine uit de bergweiden van Zuid-Europa en werden in begin van de vorige eeuw veel als snijbloemen geteeld. Nog altijd is de dichtersnarcis van commercieel belang, maar tegenwoordig wordt de plant vooral gebruikt in de parfumindustrie. Dat kan ik me voorstellen, want de geur is fris en zoet tegelijk. Een vaas vol dichtersnarcissen doet een hele kamer geuren.

 

De dichtersnarcis is al sinds mensenheugenis bezongen, bijvoorbeeld door de dichter Virgilius, die de narcis niet bij naam noemt – die was er misschien nog niet – maar die de plant zodanig omschrijft dat het wel Narcissus poeticus geweest moet zijn. De bloem van deze narcis is onmiddellijk te herkennen aan zijn hagelwitte bloemblad en zijn oranje oogje, waaraan de dichtersnarcis het synoniem ‘fazantenoog’ te danken heeft. Hij is met geen enkele andere narcis te verwarren.

 

Er zijn allerlei selecties en variëteiten van de dichtersnarcis in de handel. Je zou ook niet anders verwachten van een narcis die al sinds mensenheugenis wordt gekweekt. Een relatief vroege bloeier is ‘Actaea’, een variëteit die al in april bloeit. Daarna volgt ‘Angel Eyes’, een wat vreemde naam, omdat toch lastig is te geloven dat engelen fazantenogen hebben. Zelf heb ik een naamloze vroege Narcissus poeticus in de tuin. Die zag ik op een oude buitenplaats onder een roodbladige beukenboom staan bloeien. De narcis bloeit net voordat het blad aan de beukenboom komt en staat daarna de rest van het jaar in gortdroge grond, want onder een beuk valt voor planten niet veel te halen, en zeker geen water. Over het algemeen houden narcissen van vochthoudende grond, maar Narcissus poeticus (en ook Narcissus triandus) blijken in ieder geval zomerdroogte goed te doorstaan.

In mei bloeien de echte wilde dichtersnarcissen, die hier en daar in Noord-Europa zijn verwilderd, en die door Britse kolonisten zijn meegenomen naar Pennsylvania, van waaruit de plant zich langs de hele oostkust van Noord-Amerika heeft verspreid, tot in Canada toe.
Dit jaar is de eerste bloem van deze wilde dichtersnarcis langs de oprit naar ons huis op 10 april opengegaan. De bloemblaadjes van deze relatief laatbloeiende dichtersnarcissen zijn vaak teruggevouwen. Naar dit verschijnsel wordt deze laatbloeiende vorm ook wel Narcissus poeticus var. recurvus genoemd.

De laatste bloeier in deze groep is de dubbelbloemige dichtersnarcis: Narcissus poeticus flore pleno, met een wat rommelige bloem, maar met dezelfde sterke geur. Deze gevuldbloemige dichtersnarcis bloeit in een koud jaar pas in juni. Maar dit jaar wordt het mei.