De laatse noten zijn net gevallen. Dit is het seizoen van de natte noten – verse walnoten die een paar weken lang een delicatesse zijn, voordat ze indrogen en eigenlijk alleen nog maar kunnen worden verwerkt tot walnotenolie. En tot garnering van Waldorf-salade, zo’n typisch Amerikaanse salade met te veel ingrediënten. Maar natte noten zijn een geschenk uit de hemel, letterlijk, want walnoten worden niet geplukt, maar onder de boom verzameld.
Het eten van verse walnoten heeft veel weg van een gezelschapsspel: je zit in gezinsverband rond de tafel en geeft de notenkraker aan elkaar door. Het is niet moeilijk om iemands karakter af te lezen aan de manier waarop hij noten kraakt. De ongeduldige heeft geen tijd om te wachten tot de notenkraker beschikbaar is en probeert de wanoten met de blote vuist te kraken. De technicus hoeft niet op zijn beurt te wachten en kraakt zijn noten tussen de deur. De roekeloze zet zoveel kracht dat de noot geplet wordt en de stukken door de kamer vliegen, en de behoedzame werkt langzaam, zorgvuldig en precies, als een hersenchirurg die een schedeldak licht. Na het kraken volgt het pellen, want het dunne bruine huidje dat de blanke kern van de noot omringt smaakt bitter en moet met zorg verwijderd worden. Pas daarna volgt de apotheose: het eten van de noot. Dat doe je met kleine stukjes tegelijk die je desgewenst in zeezout kunt dippen en die je wegspoelt met een glaasje Montbazillac. Zo is het eten van verse walnoten geen ordinaire vreetpartij maar een beschaafd ritueel, een cultuuruiting en een sociaal gebeuren.
Natte noten vind je niet in de supermarkt, maar bij de beter gesorteerde groentenzaak en, als je geluk hebt, op de markt. Maar aardiger is het natuurlijk om zelfvoorzienend te zijn.
Een walnotenboom, Juglans regia, is niet de eerste keuze voor de kleine tuin; hij heeft ruimte nodig want de kruin van een volwassen notenboom heeft al gauw een doorsnede van een meter of tien. Wel is het zo dat een notenboom geen zware schaduw geeft, zoals een esdoorn, een beuk of een kastanjeboom. De kruin van de notenboom is licht en luchtig en door het blad heen zijn de asgrijze takken zichtbaar. De walnoot komt uit het zuiden en de gangbare theorie is dat de Romeinen de boom naar onze streken hebben meegenomen. De naam duidt al op een zuidelijke herkomst, want walnoot betekent: Waalse noot.
Nederland ligt aan de uiterste noordgrens van het verspreidingsgebied van de walnoot en daarom is het belangrijk om een ras te planten dat aan ons klimaat is aangepast. Ik kan niet zeggen dat ik alle walnotenrassen heb geprobeerd. Daartoe ontbreekt me de ruimte. Ik had ooit zes walnotenbomen: drie naamloze zaailingen sans papiers; twee rasnoten met een erkende naam, en één boom met rood blad. Die laatste is een onding: het rode blad ziet er altijd ziek uit en ook de noten, die net als het blad rood zijn, zijn steevast misvormd. Ook de naamloze noten had ik beter niet kunnen planten en één heb ik er intussen omgezaagd. De noten van onbenaamde zaailingen zijn vaak klein en de oogst valt in sommige jaren tegen. Mijn dringende advies: plant een noot met een stamboom.
Een geschikte cultivar voor noordelijke landen landen is ‘Buccaneer’; de naam lijkt op een Angelsaksische herkomst te wijzen, maar in werkelijkheid berust de naam op een taalgrapje en is deze noot genoemd naar het Limburgse plaatsje Neer. Notenbomen bloeien met mannelijke en vrouwelijke katjes aan dezelfde boom en worden door de wind bestoven; insecten komen er niet aan te pas. Bij sommige notenbomen bloeien de mannelijke en de vrouwelijke bloemen niet tegelijkertijd, een listig bedenksel van de natuur dat incest voorkomt, maar waardoor een tweede boom voor de bestuiving nodig is. ‘Buccaneer’ is zelfbestuivend en daardoor heb je aan één boom toch genoeg voor een rijke notenoogst.
Nog zo’n zelfbestuiver is ‘Broadview’, een notenras met een lange geschiedenis: ‘Broadview’ is oorspronkelijk afkomstig uit de buurt van Odessa. Een paar noten van de boom werden door vluchtelingen naar Canada meegenomen, als aandenken aan de tuin van hun geboortehuis. In Canada zijn de noten gezaaid, waarna de boom een ware zegetocht begon want ‘Broadview’, zoals de cultivar daar gedoopt werd, bleek uit het goede notenhout gesneden te zijn: het ras is sterk, gezond, en vroeg vruchtbaar. Al een paar jaar na het planten volgt een bescheiden eerste oogst. Vanuit Canada is ‘Broadview’ weer naar Europa geëxporteerd en nu wordt dit notenras overal ter wereld aangeplant. Wie weet - misschien zelfs weer in Odessa.
De laatste tijd heeft men overigens ontdekt dat wat wij altijd ‘zelfbestuivend’ hebben genoemd een verkeerde term is. Het is namelijk gebleken dat sommige walnoten, waaronder ‘Buccaneer’ en ‘Broadview’ ook zonder bestuiving vruchten vormen. ‘Apomixis’ heet dit verschijnsel. Het klinkt als een ziekte, maar het is een zegen, omdat je daardoor met één boom kunt volstaan. En met één walnotenboom is de gemiddelde tuin al vol.
Een walnoot die niet om zijn smaak, maar om zijn reusachtige noten wordt gekweekt is de Noyer bijou, waarvan de grote noten trouwens maar half gevuld zijn. Deze noot wordt dan ook niet geteeld voor zijn noten, maar voor zijn lege bolsters die zo groot zijn dat je er en bijouteriedoosje van kunt maken. In Frankrijk kom je dit ras nog wel eens tegen en toevallige staat er ook en honderd meter van ons huis.
v.l.n.r. Noyer Bijou, Buccaneer, Broadview
Een andere toepassing van de walnoot is bedacht door de boeddhisten. Zij maken de walnoot tot een kunstwerk door een enorme hoeveelheid boeddhahoofdjes in de keiharde noot te snijden.
Een enkele maal kom je zo’n gesneden noot op een veiling tegen en ook op de Pasar malam in Den Haag heb ik er wel eens een paar gekocht. Boeddhisten dragen zo’n gebedsnoot bij zich in hun gewaad en door de noot voortdurend door hun hand te laten gaan wordt hij gepolijst. Overigens denk ik niet dat het hier om noten van onze walnoot, Juglans regia, gaat. Het lijkt me waarschijnlijk dat het hier noten van de oosterse soort Juglans ailanthifolia gaat.