Vlindervoer

Het gaat niet goed met onze dagvlinders. Met sommige vlinders gaat het beter dan met andere; ze doen hun best om in te burgeren door zich aan ons veranderende cultuurlandschap aan te passen, maar ze bereiken vaak het tegenovergestelde. En wij, tuiniers, kunnen daar weinig aan doen. Het scheppen van een vlindervriendelijke tuin is namelijk net zo onmogelijk als het aanleggen van een walvisvriendelijke, of een ijsbeervriendelijke tuin.

Om zich voort te planten – en wie niet wil uitsterven moet zich voortplanten – hebben vlinders behoefte aan hooiland, heide, moerasland, bosranden en nog veel meer zaken die in een tuin nauwelijks te realiseren zijn. De redding van onze vlinders kan alleen door de overheid georganiseerd worden.

Wat we in de tuin kunnen doen is vlinders van voedsel voorzien zodat ze tenminste met een buik vol zoete nectar aan hun einde komen. En ik ken minder aangename manieren van uitsterven.

En natuurlijk is het altijd aardig om het nuttige met het aangename te combineren en om onze tuinen te voorzien van planten die niet alleen mooi zijn om naar te kijken, maar die daarnaast ook de vlinders van voedsel voorzien. Wie geen ruimte heeft voor een vlinderstruik, of wie niet dol is op de weezoete geur van haar bloempluimen, kan kiezen uit een groot aantal vaste planten. De meeste vlinders lok je met Eupatorium maculatum, een manshoog, uit de USA afkomstig familielid van ons inheemse koninginnekruid. Eupatorium maculatum heeft, zoals trouwens de meeste planten, niet louter voordelen; het blad is dof, de bloemschermen zijn eerder vuilroze dan helderroze en de plant zaait zich nogal eens op plaatsen waar je hem nu juist kunt missen. Maar voor vlinders is Eupatorium maculatum een ware honingpot.

Een tweede vlindertrekker is marjolein, Origanum vulgare, waarvan een paar aardige selecties als tuinplant in de handel zijn. Bekend zijn ‘Heideturm’ en ‘Heiderose’, met roze bloemen die helderder van kleur zijn dan die van de wilde marjolein. Maar de planten zaaien zich uitbundig en niet ieder zaailing bloeit met helderroze bloemen. Er bestaan meerdere soorten van marjolein; Origanum laevigatum ‘Herrenhausen’, met roze bloemen met wijnrode kelkbladen is een goed-tonende tuinplant. Maar ook bij deze plant is het nageslacht jammer genoeg niet identiek aan de ouders. Ik weet dat er over de wenselijkheid van klonen veel gediscussieerd wordt, maar bij tuinplanten heeft klonen toch veel voordelen.

Een aardig vlinderplantje is Calamintha ‘Blue Cloud’, een struikje van nog geen veertig centimeter hoog. Bemind door bijen, vlinders, hommels, en een grote menigte van andere insekten. Piepkleine, dovenetel-achtige bloemetjes die niet vanaf grote afstand opvallen, maar die toch een eigen bescheiden charme hebben. Bij kneuzen verspreidt het blad een sterke pepermuntgeur. En ook hier weer één klein minpuntje: de zaailingen zijn wel erg moeilijk uit te trekken en zelfs van bescheiden planten krijg je er weleens te veel.

Phuopsis stylosa ‘Purpurea’ is een mooie, kruipende bodembedekker met grijsgroen blad en donkerroze bloemen. De plant lijkt op lievevrouwebedstro, maar dan in het roze inplaats van in het wit. Een makkelijke plant voor moeilijke plaatsen, met een buitengewoon lange bloeitijd. En met een merkwaardige roofdierenstank, maar misschien dat je daar nu juist van houdt. In ieder geval laten de vlinders zich er niet door afschrikken.

Een vlinderplant zonder fouten is Verbena patagonica, die ik eigenlijk Verbena bonariensis moet noemen, als ik met mijn tijd mee ga. Verbena patagonica heeft een ijle groeiwijze, als een boom met maar twee of drie zijtakken, en bloeit met eindstandige paarse bloemschermen. In een strenge winter vriest de plant dood, maar uit zaad komt hij altijd weer terug.  

Een vlinderliefhebber maakt zijn tuin vlindervriendelijk; een vogelaar gaat voor een vogelvriendelijke. Het aardige is dat de twee hobby’s met elkaar te combineren zijn.

 

Distels zijn geliefd bij insecten, maar ook bij vogels. De distelvink heet niet voor niets distelvink: hij is dol op de de zaden van distels.Ook artisjokken en kardoenen behoren tot de distelfamilie en zijn daarnaast ook nog eetbaar. 



Een van de leukste distels is de kaardebol: mooi, en vol vlinders in de zomer en leuk in de winter als de putters (dat is hetzelfde als distelvinken) de zaden uit de uitgebloeide bloemen peuteren. En grappig als het gesneeuwd heeft en ieder zaadhoofd prijkt met een mutsje van sneeuw.