Hiervan kun je dus alleen in het weekend genieten als je een kantoorbaan hebt en zelfs dan moet je alert zijn. Even een paar boodschappen doen, of een lang telefoongesprek, en je hebt de bloei van die dag gemist.
Er zijn ook planten met heel andere openingstijden; het witbloeiende zonneroosje ‘The Bride’ bijvoorbeeld, laat zijn bloemblaadjes al tegen het middaguur vallen. Zou je ‘The Bride’ combineren met de lichtgele sterren van Asphodeline lutea, dan zou je aan deze combinatie weinig lol beleven want de Asphodeline opent zijn bloemen pas om vier uur in de middag. Zo stipt is de dienstregeling van Asphodeline lutea dat deze plant in Engeland Four o’clock plant wordt genoemd.
De teunisbloem, Oenothera biennis, houdt gelijke tred met de schemering en het is een genot om er op een zwoele avond een stoel naast te zetten en de bloemen met kleine schokjes open te zien gaan. Teunisbloemen groeien overal, op spoordijken, op industrieterreinen en in de duinen. Hoe armer de grond, hoe beter teunisbloemen het doen. Van oorsprong komen ze uit Noord-Amerika, maar ze zijn bij ons zo ingeburgerd dat ze tot de heemplanten gerekend worden.
Teunisbloemen met crocosmia
Botanici onderscheiden in Europa drie verschillende soorten en omdat die soorten vaak spontaan veranderen zijn het de teunisbloemen die Hugo de Vries op het idee van zijn mutatietheorie hebben gebracht. Juist doordat teunisbloemen nogal eens spontaan muteren, zijn er nu in Europa soorten die in hun werelddeel van herkomst niet voorkomen. Zo werden de voorouders van Oenothera biennis, de Middelste teunisbloem, in het begin van de 17e eeuw ingevoerd vanuit Virginia. Ze werden gekweekt als sierplant, maar vooral om hun vlezige penwortels die als schorseneren werden gegeten. Na vierhonderd jaar is de plant zo vaak gemuteerd dat de plant die wij nu de Middelste teunisbloem noemen in heel Virginia niet te vinden is.
De wetenschappelijke naam van de teunisbloem, Oenothera biennis, geeft aan dat de plant tweejarig is, maar die tweejarigheid moet als een gemiddelde worden beschouwd. Sommige planten bloeien al zes maanden na het zaaien terwijl andere, vooral op arme grond of in grind, er drie of vier jaar over doen om in bloei te komen.
Teunisbloemen zaai je niet zelf – ze komen zomaar aanwaaien, of liever gezegd: aanvliegen, want het zijn vooral vogels die de zaden verspreiden. In hun eerste jaar vormen de planten een grote, glimmend groene rozet waaruit in het tweede seizoen een bloemstengel van één tot anderhalve meter hoogte oprijst. Aan deze stevige stengel verschijnen de grote zwavelgele bloemen die een voor een opengaan. Doordat de ene plant sneller groeit dan de andere wordt de bloei over het hele seizoen gespreid. De eerste exemplaren kunnen eind mei al in bloei staan, terwijl achterblijvers pas in juli of augustus gaan bloeien, maar dan tot de eerste nachtvorst doorbloeien. Vorig jaar, toen die eerste nachtvorst maar niet wilde komen, bloeiden sommige teunisbloemen met Kerstmis nog. Vroeger, toen ik een kind was, hield ik de uitgebloeide bloemstengels van de teunisbloem altijd in het vuur, waar ze dan in een vuurwerk van vonken onder hevig geknetter verbrandden.
Tweejarige planten gaan na de bloei dood, maar wie eenmaal teunisbloemen in zijn tuin heeft raakt ze nooit meer kwijt. Ieder jaar duiken er wel weer nieuwe rozetten op, vaak op de meest verrassende plaatsen, zoals in het grind of op plaatsen die zo droog zijn dat je nooit gedacht had dat er überhaupt iets kon groeien.
De teunisbloem is een goede snijbloem voor in een veldboeket en een boeket met teunisbloemen is iedere avond weer spannend om naar te kijken als de nieuwe bloemen binnen een tijdsbestek van tien minuten opengaan.
Teunisbloem om negen uur 's avonds
Toch kan ik mij voorstellen dat sommigen liever een teunisbloem hebben die overdag bloeit en die blijft staan waar je hem hebt geplant, en niet om de paar jaar ergens anders opkomt. Dan is Oenothera macrocarpa de te kiezen plant: mooi, langbloeiend met grote zwavelgele bloemen aan liggende, roodachtige stengels.
Planten met liggende stengels zijn niet altijd overal gemakkelijk te plaatsen in de tuin en Oenothera macrocarpa kan het beste aan de rand van een border staan en niet ergens middenin. Helemaal ideaal is het als deze plant bovenaan een keermuurtje kan worden geplant, zodat de stengels bevallig naar beneden kunnen hangen. Oenothera macrocarpa maakt reusachtige zaden die wel iets op sucadevruchten lijken en omdat deze plant niet tot de goedkoopste behoort, loont het om deze zaden te bewaren. In het voorjaar kun je de zaadjes uit de gevleugelde vruchten peuteren en ze in een bloempot zaaien. Het zaad ontkiemt meestal voorspoedig en nadat de jonge planten nog een keer verspeend zijn kunnen ze in de tuin worden uitgeplant. Vaak bloeien de planten al in hetzelfde seizoen als waarin ze gezaaid zijn.
Teunisbloem om vijf uur 's middags
Wie geen emplooi heeft voor liggende planten, of wie meer van verticale lijnen houdt, zou kunnen uitkijken naar Oenothera ‘Fyrverkeri’. Fyrverkeri is Deens voor vuurwerk en deze teunisbloem lijkt inderdaad op een vuurwerk van kleine goudgele bloemen. Ook ‘Fyrverkeri’ houdt zijn bloemen overdag open. Alweer geel, zul je misschien zeggen, want ik ben mij er terdege van bewust dat geel niet de meest populaire kleur is in de tuin. Voor geelhaters is het misschien aardig om te weten dat er ook teunisbloemen bestaan met witte, roze of abrikooskleurige bloemen. Deze soorten komen veelal uit Mexico en ze zijn in ons klimaat dan ook niet winterhard. Je zult ze ieder jaar opnieuw moeten zaaien en gelukkig bloeien ze dan nog in hetzelfde jaar. Veel werk, dat wel, maar eigen schuld. Want wie geen geel wil moet offers brengen.