Laten we die overbodige variëteiten in het gemeenteplantsoen planten. En trouwens, wie ben ik? Wat is mijn mening waard? Op internetveilingen wordt voor nieuwigheden vaak meer dan € 500,- per bolletje betaald.
Straks, vroeg in het nieuwe jaar, vinden in het hele land sneeuwklokjesevenementen plaats. Als Corona ons dat tenminste toestaat. Vroeger ging ik ook wel eens naar zo’n sneeuwklokjesfeest. Ik heb er zelfs ooit een lezing gegeven. Over sneeuwklokjes natuurlijk. Nu is het gemakkelijk om de draak te steken met de sneeuwklokjeshype, maar toch vind ik zo’n bijeenkomst van liefhebbers altijd interessant. Niet om te zien wat er nu weer voor nieuws onder de zon is, maar omdat er steeds meer soorten in cultuur worden genomen. En terwijl je zou denken dat we alle sneeuwklokjes nu wel kennen worden er nog steeds nieuwe soorten ontdekt.
Vroeger had je ons inheemse sneeuwklokje, Galanthus nivalis en het Turkse sneeuwklokje, Galanthus elwesii. Ik zeg ‘inheems’, maar eigenlijk is er geen enkel sneeuwklokje inheems. Ten noorden van Parijs komen wilde sneeuwklokjes niet voor. Alle sneeuwklokjes die je in Nederland ziet zijn ooit aangeplant en daarna verwilderd, zelfs als de bossen er wit van zien. Het Turkse sneeuwklokje verwildert hier niet; het is geen gemakkelijke plant.
Naast deze twee komen er nu steeds meer andere soorten beschikbaar. In totaal zijn er meer dan twintig soorten. En er komen er nog steeds bij. Niet zo lang geleden is er een nieuwe soort ontdekt in Turkije, in de buurt van Troje, Galanthus trojanus, en daarna is er nog een nieuwe soort in de Kaukasus beschreven.
Andere soorten zijn al meer dan honderd jaar in cultuur, maar pas nu komen ze algemeen beschikbaar. Een van de gemakkelijkste is Galanthus plicatus, een sneeuwklokje uit de Krim, dat daar door Britse soldaten is verzameld en mee naar huis genomen. Het vechten ging ze niet goed af indertijd – ze zijn genadeloos in de pan gehakt – maar het botaniseren heeft veel nieuwe planten opgeleverd.
Galanthus plicatus is een aardige plant met vaak bolvormige bloemen en scherp gevouwen blad waaraan je hem gemakkelijk herkent. Het is een makkelijke soort die het vrijwel overal in de tuin wel doet en die in Engeland op grote schaal is verwilderd. Wij hadden geen soldaten in de Krimoorlog, dus bij ons zie je de plant minder vaak.
Op sneeuwklokjesgebied bestaat er een onofficieel genootschap waarvan de leden elkaar op de hoogte houden van het wel en wee van hun sneeuwklokjes. Op 13 oktober kreeg ik het volgende mailtje van Carla Teune – oud-hortulana van de Leidse Hortus en sneeuwklokjesliefhebster:
“Hoi Romke,
Vorige week spraken we elkaar nog en dat vond ik heel plezierig! Ik hoop dat je goed kunt genieten van je tuin.
En daarover wil ik het even hebben: ik sprak een kennis per telefoon en zij meldde mij dat het Sneeuwklokje: Galanthus reginae-olgae bij haar al bloeide. Ik wist niet hoe snel ik in de Hortus moest gaan kijken en jazeker, onder de Bruine Beuk op de Sterrenwacht hebben we al 3 bloemetjes en er komen nog wat knopjes en sprietjes boven. Heel fijn. Op een andere plek in de Hortus, onder de Japanse paardenkastanje, had ik ook een paar bolletjes geplant en die komen ook al op. Voor mij kan deze dag niet meer stuk. En dus is mijn vraag: bloeien ze bij jou ook al? Ik ben heel nieuwsgierig.”
Ik stormde naar buiten en jawel: ook bij mij stonden deze herfstklokjes in volle bloei.
Galanthus reginae-olgae, een plant uit het zuiden van Griekenland, de Balkan en van het eiland Sicilië, die in oktober en november al bloeit. Over het algemeen groeien sneeuwklokjes het liefst in de schaduw van loofbomen, op plaatsen die ’s winters licht zijn en ’s zomers donker en koel. Maar dit Griekse vroegbloeiende sneeuwklokje houdt van warmte. Het doet het goed in de rotstuin, waar het voldoende zon vangt zodat de bollen goed afrijpen om het volgende jaar weer te kunnen bloeien. Heb je geen rotstuin, plant het dan gewoon in de zon. Tenminste – zo luidt het advies van de kenners. Maar je hebt altijd van die planten die zich van adviezen weinig aantrekken. Mijn Galanthus reginae – olgae staan in het mos onder een notenboom. Dus ’s zomers niet in de zon. Maar wel droog, want walnoten zijn dorstige bomen en trekken al het beschikbare water naar zich toe. En ze komen laat in het blad en verliezen het weer vroeg. Dus hun schaduw duurt maar kort.