Politiek correct tuinieren

Met de mensenrechten wil het nog niet zo erg vlotten, daar in China. Vorige week las ik in een drieregelig berichtje in de krant dat er weer een Oeigoerse activist ter dood was gebracht. De Oeigoeren zijn een etnische minderheid in het oosten van China. Het zou mij niets verbazen als er nu in Europa iemand met een getransplanteerde Oeigoerse lever rondliep. Want in China is alles te koop – niet alleen levers, nieren en andere organen maar ook complete menselijke kadavers.

Maar niet alleen de dode-mensenhandel - ook de levende-plantenhandel met China floreert. In de afgelopen vijf jaar zijn er waarschijnlijk meer nieuwe plantensoorten uit China ingevoerd dan in de vijftig jaar daarvoor. Bergen en dalen worden afgestroopt op zoek naar nieuwe planten. Dat is een race tegen de tijd, want wat tot voor kort wilde natuur was in China wordt in snel tempo voor landbouwdoeleinden ontgonnen en sommige pas-ontdekte plantensoorten kunnen al meteen op de Rode lijst van met uitsterven bedreigde soorten worden geplaatst. De situatie is een beetje vergelijkbaar met die in Brazilië en Argentinië waar grote stukken oerwoud met behulp van bulldozers worden glad geschoven om de sojabonen te verbouwen waarmee wij in Europa onze varkens dan weer kunnen voeren. Zo is het waarschijnlijk dat veel planten al uitsterven voordat ze ooit de kans krijgen om te worden ontdekt.

Als tuinier sta je voor een dilemma: mag je al die opwindende nieuwe planten uit China kopen terwijl ze misschien wel door dwangarbeiders uit de laatste stukken wilde natuur zijn geroofd? Is het geen onzin om politiek correct te willen tuinieren?
Te meer daar onze tuinbroek waarschijnlijk ook al uit de sweatshops van Wuhan komt. En onze Helleborus thibetanus, moeten we die dan ook maar weer uitgraven? En de keizerskronen uit Iran, mogen die blijven? Nee, het lijkt mij maar het beste om je kop in het zand of in de klei te steken en de tuin te zien als een oase waaruit je de boze wereld buitensluit. Tuinieren heeft trouwens allang bewezen dat je best kunt genieten terwijl je zelf martelt en verdelgt, ook al betreft het in dit geval slechts slakken en mollen.

Maar genoeg gepreekt en gezeurd. Oogkleppen op, oordoppen in, en de tuin in. Genieten van al die nieuwe Epimediums die onze tuinen sinds kort verrijken. Een Epimedium is een vaste plant met hard, leerachtig blad dat ritselt in de wind en bloemen die wel wat aan piepkleine akeleitjes doen denken. Sommige soorten verliezen ’s winters hun blad; van andere nemen de bladeren in de winter leverkleurige – oeps, ik bedoel roestkleurige tinten aan. Alle Epimediums bloeien vroeg, in april en mei, en om hun sierlijke hangende bloemen worden ze in het Nederlands ook Elfenbloemen genoemd.

Epimedium acuminatum is een Chinese soort met roestkleurig gevlekt en gespikkeld blad en relatief grote bloemen die uit vier donkerpaarse spoorvormige kelkbladen, en vier lila kroonbladeren bestaan. De draaddunne stengels buigen onder het gewicht van de bloemen en eindigen na een regenbui vaak plat op de grond. De bloeitijd – maar dus ook de ergernis om het omvallen – duurt wel drie maanden. Epimedium davidii is beduidend steviger. Deze introductie uit China is genoemd naar Père David, een Franse priester die een eeuw geleden probeerde om de Chinezen tot de Roomse leer te bekeren, maar die tegelijkertijd een gedreven plantenzoeker was. Epimedium davidii bloeit met zwavelgele bloemen in trossen van twintig tot vijfentwintig stuks. De bloemen hebben piepkleine karmijnrode kelkblaadjes en het jonge uitlopende blad is kreeftenrood. Maar niet alleen de nieuwste introducties zijn de moeite waard.

 

Epimedium x versicolor met zalmroze bloemen is een onverwoestbare plant. Je ziet hem niet vaak.

 

 

 

 

 

Wat je wel geregeld tegenkomt is de lichtgele vorm: Epimedium x versicolor 'Sulphureum'. Een geweldige bodembedekker op alle grondsoorten en de plant gedijt zowel in de zon als in de schaduw.