En dan is er ook nog die vervloekte verwelkingsziekte: een schimmelziekte die zo snel toeslaat dat een ogenschijnlijk gezonde plant van de ene dag op de andere slap hangt. Bestrijdingsmiddelen bestaan wel, maar voor de gewone tuinier zijn die alleen op de zwarte markt te krijgen. Bovendien red je misschien de clematis, maar je helpt je eigen gezondheid naar de knoppen als je die middelen gebruikt.
Maar nu het goede nieuws: er bestaan soorten die immuun zijn voor verwelkingsziekte en die ook na de bloei nog maandenlang een bijdrage aan de tuin leveren door middel van hun zilverwitte zaadpluizen. Ik ken tuiniers die de pluizen mooier vinden dan de bloemen zelf.
Die clematissoorten met mooie pluizen vind je onder meer bij de variëteiten van Clematis alpina en Clematis macropetala.
Clematis alpina is een onverwoestbare soort die al vroeg in het seizoen – eind april – begint te bloeien met klokvormige bloemen. De zaadpluizen volgen eind mei, en blijven tot november aan de plant. Clematis alpina komt mooi uit tegen een donkergroene achtergrond; laat de plant daarom door hulst, taxus, laurierkers of klimop groeien. Maar er zijn meer mogelijkheden. Op een terras kan deze clematis in een grote kuip worden geplant en langs een wigwam van stokken worden geleid. En zelfs op een balkon kan de plant in een grote pot worden gehuisvest en langs de pijlen van het balkonhekje worden gestuurd.
Er zijn tientallen variëteiten op de markt; lelijke zijn daar niet onder, maar om toch een paar van mijn favorieten te noemen: ‘Frances Rivis’, met grote, bestoft-lavendelblauwe bloemen is een plaatje in april en mei. Helderblauw is een kleur die bij geen enkele clematis voorkomt, maar ‘Columbine’ komt aardig in de buurt. De bloemen van ‘Columbine’ zijn klein, zelfs voor een kleinbloemige clematis, maar de plant bloeit uitzonderlijk rijk. De meestgekweekte cultivar is ‘Pamela Jackman’, met donkerpaarse bloemen – niet lelijk, maar ook niet echt opwindend. ‘Willy’ is een Boskoopse selectie, met zachtroze bloemen met een donker oog; ‘Rödklokke’ is de Deense tegenhanger. Clematis alpina var. sibirica heeft roomwitte bloemen met een elegante draai in ieder bloemblad, maar als ik een witbloeiende Clematis alpina zou moeten kiezen, dan koos ik ‘White Moth’, een gevuldbloemige cultivar met groenig witte bloemen, en met het frisse lichtgroene blad dat in het plantenrijk zo dikwijls typerend is voor een echte albino.
Clematis macropetala lijkt in alles op Clematis alpina en ik betwijfel dan ook of het om een aparte soort gaat. Clematis macropetala heeft meer bloemblaadjes waardoor de bloemen een gevulde indruk maken. Dat is alles. Blad, bloeitijd en zaadpluizen zijn hetzelfde. Er is onlangs een voorstel gedaan om C. alpina en C. macropetala samen te voegen in het plantengeslacht Atragene.
De mooiste Clematis macropetala is de gewone wilde soort, zonder verdere toevoegingen, maar er is een aantal variëteiten in de handel. ‘Markhams Pink’ bloeit troebel roze en ‘Maidwell Hall’ is lila, neigend naar grijsblauw. Nu, eind augustus maakt het helemaal niet meer uit om welke soorten of variëteiten het gaat. Die bloeien zonder uitzondering in het vroege voorjaar. Nu hebben we de pluizen en daaraan is geen verschil te zien. Snoei is niet noodzakelijk bij deze clematissen, maar als er toch gesnoeid moet worden, bijvoorbeeld omdat de plant te groot wordt, doe dat dan onmiddellijk na de bloei. Je verspeelt dan wel eenmalig de zaadpluizen later in het seizoen.