‘Zo rot als een mispel’ is geen vleiende constatering als die een politicus betreft, maar deze uitdrukking geeft daarnaast ook nauwkeurig aan dat rijpe mispels niet voor consumptie geschikt zijn. Ze smaken melig en wrang. ‘Bletten’ heet het proces waarbij mispels bewaard worden tot ze door een gistingsproces van enige maanden beurs geworden zijn. Pas dan zijn ze smakelijk. Gisten is iets anders dan rotten en eigenlijk is ‘zo rot als een mispel’ dan ook een misleidende uitdrukking, want rotte mispels smaken even vies als elk ander rot fruit. Maar zoals een camembert pas smaakt als hij begint te lopen, zo smaakt een mispel pas goed als hij door gisting zacht geworden is.
De mispel, Mespilus germanica, heeft een lange geschiedenis. Van oorsprong komt de struik uit Klein-Azië, maar door de Grieken werd hij in Zuid-Europa ingevoerd. Vervolgens zorgden de Romeinen voor de verspreiding van de mispel tot in alle uithoeken van hun rijk. Na de ondergang van het Romeinse rijk bleef de mispel als fruitboom geteeld worden, maar verwilderde mispels begonnen ook deel uit te maken van de wilde flora. In het jaar 878 verschijnen drie mispelbloemen op het wapen van de Graven van Gelre en werd de mispel in de volksmond gepromoveerd tot Gelderse roos – een juist gekozen naam want mispelbloemen tonen inderdaad een grote overeenkomst met de bloemen van een wilde roos. Waarom de naam ‘Gelderse roos’ later is overgegaan naar een heel andere struik, Viburnum opulus, blijft een raadsel. Evenals de mispel komt Viburnum opulus in het wild in Gelderland voor, maar de bloemtuilen van de huidige Gelderse roos, de Viburnum, lijken meer op die van een vlier dan op de bloemen van de roos.
Nederland en België liggen aan de noordgrens van de mispelcultuur, maar verder naar het zuiden, in Frankrijk en in Italië, en ook in Engeland werd de mispel veelvuldig aangeplant. Pas in het begin van de vorige eeuw begon de mispel langzaam aan populariteit in te boeten. In de Middeleeuwen, met hun sterk ontwikkelde voorliefde voor scabreuze grappen en woorspelingen werd de mispelvrucht in Frankrijk cul de chien, en in Engeland openarse genoemd. Wie deze namen ooit heeft gehoord vergeet ze niet snel want wie de vrucht van de mispel goed bekijkt, ziet inderdaad een verbluffende gelijkenis met het achterste van een hond. Vooral kinderen vinden het aardig om daarop gewezen te worden – onderwijs in botanie hoeft niet saai te zijn. Maar ook volwassenen hielden vroeger van schuine grappen; naar verluidt deed de Comte d’Artois, de latere Charles X, niets liever dan naar Les Halles, de voedselmarkt van Parijs, gaan om te informeren hoe duur de culs de chien vandaag waren. In veel Franse zegswijzen komen we de mispel nog tegen: ‘Aussi droit que branche d’vieil mellier’ is een uitdrukking die ironisch wordt gebruikt, want op een enkel waterlot na valt er aan een mispel geen rechte tak te ontdekken. Een tweede zegswijze luidt dat ‘Cité de Neflier’ (Mispelstad) gelijk staat met ‘Ville de rien’ (Stad van niks). Het zijn geen van beide vleiende opmerkingen, maar gelukkig bestaat in Frankrijk ook de uitdrukking ‘À la Saint-Simon, le fruit du meslier est bon’, waarmee wordt aangegeven dat mispels, die volgens een oude volkswijsheid met Sint Michael, op 29 september, te bletten moesten worden gelegd, een maand later, op de naamdag van Sint Simon op 28 oktober, voor consumptie geschikt waren. In Italië ging men ervan uit dat de mispels pas op 10 november, met Sint Maarten, gegeten konden worden.
Op de avond van de 10e november werd in Italië het feest van Ventura gevierd, waarbij de nieuwe wijn geproefd werd en geroosterde tamme kastanjes en geblette mispels werden gegeten. Voor iedere aanwezige werden twee mispels in een mandje gedaan, met twee mispels extra voor een bedelaar die langs zou kunnen komen. In drie mispels werd een muntje verstopt. Het mandje ging in de familiekring rond en het jongste kind mocht het eerste pakken, zonder in de mand te kijken: twee vruchten voor zichzelf en twee voor de bedelaar. Pas als iedereen twee mispels gepakt had en de mand leeg was, mocht naar de muntjes worden gezocht. Wie er een vond kon rekenen op een jaar vol geluk. Eventuele muntjes voor de bedelaar werden gegeven aan de eerste bedelaar die de volgende dag aan de deur klopte. Hoe mispels vroeger werden gegeten is te achterhalen door het aan oude mensen te vragen; wie nu tegen de honderd loopt, heeft in zijn jeugd vaak nog wel mispels geproefd. Volgens de overlevering werden de vruchten door het volk leeggezogen; in nette kringen werden ze leeg gelepeld en geserveerd op een schoteltje met slagroom. Maar hoe u uw mispels ook eet – vulgair slurpend of chic lepelend – vergeet niet dat een mispelvrucht vijf keiharde pitten bevat waarop je met gemak een kies kunt breken.
Genoeg nu, over het verleden. Heeft de mispel toekomst? Jazeker, want in deze tijden waarin huizen groter worden en bouwkavels kleiner, ontstaat er een groeiende behoefte aan bomen en struiken die geschikt zijn voor kleine tuinen. En aan dat profiel beantwoordt de mispel precies. Mespilus germanica is een grote struik, of een kleine boom, die meestal op een onderstam van meidoorn wordt geënt. Hoe hoger de entplaats, hoe hoger het boompje. Want mispels hebben van nature de neiging om te hangen en laaggeënte mispelboompjes laten hun takken tot op de grond hangen waardoor er een schitterende hut voor de kinderen ontstaat. Mispels bloeien kort, maar overdadig, met grote roomwitte vijfbladige bloemen en lange, puntige kelkbladen die niet afvallen, maar tot de herfst als een kroon op de vrucht blijven staan. In het najaar kleurt het blad – soms naar roestbruin en geel, maar op andere grondsoorten naar vlammend oranjerood. Hoger dan vijf meter zal een mispelboompje zelden worden, maar het wordt zeker even breed als hoog. Zelfs voor wie niet van mispelvruchten houdt is de mispel een decoratief boompje met veel karakter. Goed verkrijgbare rassen zijn ‘Bredase reus’, ‘Westerveld’, ‘Macrocarpa’ en ‘Nottingham’
Wie het over de mispel heeft, bedoelt automatisch Mespilus germanica, maar er bestaat nog een tweede soort: Mespilus canescens. Mespilus canescens groeit in Noord-Amerika en komt in het wild slechts op één plaats voor: in de staat Arkansas, in de U.S.A., groeien ongeveer dertig exemplaren van deze struik op een drassige plaats die regelmatig onder water loopt. De stammetjes van deze mispel vervellen periodiek, als de stam van een plataan, en daardoor zijn ze getekend in schakeringen van crèmegeel, kaneelbruin en olijfgroen. In het voorjaar is Mespilus canescens een waterval van witte bloesem die mooi kleurt bij het blauwgroene blad. De vruchten zijn vuurrood en de herfstkleur van het blad is geel. Mespilus canescens is zeldzaam in cultuur, maar ook zeldzaam mooi, en de moeite van het opsporen meer dan waard.
Mispels zijn zo nauw verwant aan meidoorns, dat de twee geslachten – Mespilus en Crataegus - met elkaar kunnen worden gekruist. De ontstane hybride, een soort botanische muilezel, luistert naar de naam x Crataemespilus. En wie van botanische rariteiten houdt, kan meidoorntakken op een mispelboompje enten, waardoor er een instabiel mengsel van een mispel en een meidoorn ontstaat met kenmerken van beiden.
+ Crataemespilus heet deze vreemde mengvorm tussen twee verschillende bomen en in de botanie wordt zo’n instabiel product een chimaere genoemd. Ook tussen de nauw aan elkaar verwante goudenregen en de brem komt zo’n kunstmatige mengvorm voor.
+ Crataemespilus is bij mijn weten nergens te koop, maar de avontuurlijke tuinier kan de boom natuurlijk altijd zelf maken.
Terug naar de gewone mispel, en naar zijn culinaire toepassingen. Wie het bletten niet onder de knie heeft – het is niets anders dan het wegleggen van de vruchten op een koele, droge plaats – kan mispels ook een paar nachten in de vrieskist leggen. De smaak van bevroren mispels komt niet helemaal overeen met die van geblette, maar wordt door sommige nieuwlichters zelfs nog beter gevonden. En wie helemaal niet van bevroren of geblette mispels houdt, kan de vruchten altijd nog tot gelei verwerken. Mispelgelei smaakt goed bij geitenkaas, en ook bij lamsvlees of wild. En wie die gelei eerst wel eens wil proeven kan terecht bij een delicatessenwinkel; de Engelse firma Wilkin & Sons brengt een uitstekende mispelgelei op de markt.