Er zijn honderden soorten planten die tot de aronskelkfamilie behoren, maar je komt ze zelden tegen, of het zouden de ouderwetse knalrode anthuriums moeten zijn – die merkwaardige planten waarvan de bloemen van plastic gemaakt lijken en die je nog wel eens boven op de televisie ziet staan in een bejaardenwoning. In de heemtuin kom je soms de Italiaanse aronskelk tegen, met onbenullige bloemen in het voorjaar, maar spectaculaire vermiljoenrode bessen in de herfst en daarmee hebben we het assortiment aan aronskelkachtigen in onze omgeving wel gehad. Maar er zijn zeker twintig soorten verkrijgbaar die we in onze tuinen zouden kunnen toepassen.
Mijn favoriet is Lysichiton americanus, een plant die van vocht houdt en het beste groeit aan de oever van een vijver in drassige grond. Wie eenmaal een Lysichiton heeft zien bloeien, zal dat niet snel vergeten. De plant bloeit in het voorjaar, nog voordat het blad verschijnt, met gele schutbladen ter grootte van een olifantsoor. Het is een onwerkelijk gezicht – die grote, knalgele oren die aan de kale grond ontspruiten. Lysichiton americanus komt uit het noorden van Noord-Amerika en is in ons klimaat volkomen winterhard. Na de bloei verschijnt het langwerpige blad, dat –zowel in vorm als in grootte – veel weg heeft van bananenblad.
Plant geen Lysichiton naast een piepklein vijvertje als u niet wilt dat het watertje volledig onder het blad van de Lysichiton verdwijnt. De plant wordt meestal verhandeld door waterplantenkwekers en zelfs als u een kleine plant koopt, is die niet goedkoop. Lysichitons worden gekweekt uit zaad en dat is een langzaam proces, want deze reusachtige plant groeit tergend langzaam.
Stel, dat u een vijfjarige plant op de kop weet te tikken, dan heeft u nog minstens nog vijf jaar te gaan voordat uw Lysichiton voor het eerst bloeit. Zoals bij zoveel aronskelk-achtigen worden de bloemen door vliegen bevrucht en om die te lokken scheiden ze een onaangename geur af. In hun thuisland wordt die stank vergeleken met die van een stinkdier. De stank houdt maar een paar dagen aan, maar de bloei van de plant duurt wekenlang.
Naast de geelbloeiende Lysichiton bestaat er een witte: Lysichiton camtchatkensis genoemd naar het schiereiland Kamtchatka, in het oosten van de voormalige Sovjet Unie. Aardig om te weten, misschien, maar die wetenschap maakt de naam van de plant niet gemakkelijker uitspreekbaar. Het schutblad van deze witbloeiende Lysichiton is iets kleiner dan dat van zijn Amerikaanse tegenhanger, maar niet minder mooi. Bij de bloemen van deze plant heb ik merkwaardig genoeg nooit iets van stank kunnen bespeuren. In de boeken wordt zelfs beweerd dat Lysichiton camtchatkensis een zoete geur verspreidt, maar ook daarvan heb ik nooit iets kunnen merken. Ook deze plant produceert een grote toef bananenblad. De Amerikaanse en de Aziatische Lysichiton kruisen gemakkelijk als zij in elkaars nabijheid staan en de resulterende hybriden hebben lichtgele schutbladen die nog groter zijn dan de olifantsoren van Lysichiton americanus. In Engeland en Ierland zijn deze planten verwilderd, doordat het zaad door rivieren is meegevoerd om kilometers verder stroomafwaarts te ontkiemen. Het is even wennen – die grote gele schutbladen langs een Europese rivier, maar het is wel een vrolijk gezicht. Dat vindt niet iedereen. Intussen is de handel in Lysichitons verboden. De plant is in het verdomhoekje geplaatst: de lijst van invasieve exoten.
Lysichiton americanus in Cornwall