Hoewel Nikolaj alleen Russisch sprak, een taal waarin ik niet veel meer kon zeggen dan ja, nee en dank u wel, was de stemming uitstekend en dankzij het internationaal gesproken botanische potjeslatijn kwamen we zonder moeite toch snel nader tot elkaar. Cornus mas blijft Cornus mas, waar je in Europa ook bent. Botanisch Latijn is net Esperanto. Na achtereenvolgens gedistilleerd van de vruchten van Rosa rugosa, Pyrus communis, Malus tschonoskii, Crataegus orientalis en nog een hele reeks andere bomen en struiken te hebben geproefd, waren we het er roerend over eens dat niets het haalt bij kornoeljebrandewijn. Na nog eens uitgebreid op de kornoelje, de broederschap tussen botanici en de internationale plantenliefde geproost te hebben volgde een rondleiding door de botanische tuin. Ik herinner mij nog een overvloed aan seringen, maar verder zijn mijn herinneringen vaag en mijn aantekeningen onleesbaar. Misschien had Nikolaj de proefsessie beter na de rondleiding kunnen plannen.
De Gele kornoelje is niet de meest flamboyante van de kornoeljefamilie; Amerikaanse soorten als Cornus nuttallii, en Aziatische kornoeljes als Cornus kousa behoren tot de mooiste kleine bomen die je in je tuin zou kunnen planten en onze Europese kornoelje, Cornus mas, met zijn kleine geelgroene bloemtrosjes, steekt daar maar bescheiden bij af. Maar de Gele kornoelje bloeit vroeg – in februari en maart, en dat is een tijd waarin alle bloesem, spectaculair of niet, van harte welkom is. Met een paar takjes van de Gele kornoelje kun je een saai bosje van tien narcissen omtoveren in een boeket met allure. Zou Cornus mas in juli bloeien, dan zou je er waarschijnlijk nauwelijks naar omkijken, maar zo vroeg in het jaar zijn alle bloemen je extra dierbaar.
De gele kornoelje wordt al eeuwenlang aangeplant in Europa; niet zozeer om zijn bloei, maar om zijn vruchten. In het najaar zit de boom vol met langwerpige, lakrode vruchten die met wat fantasie op kersen lijken. Cornelian cherry wordt de Gele kornoelje in Engeland daarom genoemd. Ook in Nederland werden die in rauwe staat wat zuur en wrang smakende kornoeljevruchten vroeger wel geoogst; in Limburg werden ze als vulling en garnering van vlaaien gebruikt. Ook werd er een jam of compôte van gemaakt die aangenaam zoetzuur smaakt. Misschien wordt het na alle aandacht die we in de laatste jaren hebben gezien voor Vergeten Groenten ook eens tijd voor Vergeten Vruchten? Ook het hout van de Gele kornoelje werd vroeger naar waarde geschat want doordat de struik (of is het een kleine boom?) langzaam groeit, is het hout spijkerhard. De Romeinen maakten er al speerschachten en wielspaken van, en in later eeuwen werd het hout voor wandelstokken en laddersporten gebruikt. Als je nu een met kornoeljejam gevulde vlaai wilt eten om daarna een wandeling te maken waarbij je flink met een kornoeljestok kunt zwaaien, dan zit er niet veel anders op dan zelf een Gele kornoelje te planten.
De Gele kornoelje past in iedere tuin; weliswaar wordt Cornus mas uiteindelijk vijf of zes meter hoog, maar wie de struik kleiner wil houden ondervindt geen enkel probleem omdat de Gele kornoelje zich goed laat snoeien. Je zou er zelfs een stoomlocomotief van kunnen knippen, of een reuzenchampignon, als je daaraan behoefte had. Door zagen, snoeien, knippen of scheren kun je deze kornoelje op elk gewenst formaat houden en het is deze tolerantie voor snoeien die die Cornus mas ook geschikt maakt voor een haag. Hoewel hij ’s winters zijn blad verliest, heeft een knoestige oude kornoeljehaag toch veel karakter, vooral als de bloemen vroeg in het jaar aan het kale, zwarte hout verschijnen. Helemaal mooi is het om er een prieel van te snoeien, waarin u dan ook nog van uw eigen kornoeljeschnapps zou kunnen genieten.
De Gele kornoelje onderscheidt zich niet alleen door vroege bloei en smakelijke vruchten, maar heeft daarnaast aantrekkelijk blad; het glimt, en is – net als het blad van veel andere kornoeljesoorten – elegant gegolfd. Het loopt uit in een eigenwijs gedraaid puntje.
Omdat de struik al zo lang in cultuur is, zijn er in de loop der tijden verschillende cultuurvariëteiten geselecteerd. Wie het vooral om de vruchten begonnen is, zou ‘Macrocarpa’ kunnen kiezen, een variëteit met relatief grote vruchten. Wie maar weinig ruimte tot zijn beschikking heeft, zou kunnen uitkijken naar ‘Nana’, een dwerg die niet hoger wordt dan een meter of twee en die ook nog van de norm afwijkt doordat hij gele in plaats van rode vruchten draagt. En voor wie het liever in de hoogte zoekt, bestaat er ook een variëteit met een zuilvormige groeiwijze: ‘Pyramidalis’.
Niet alleen bestaat er keuze in groeiwijze; ook het blad van de Gele kornoelje varieert van cultivar tot cultivar. ‘Aurea’ heeft blad dat in het voorjaar stralend goudgeel uitloopt en dat in de loop van het seizoen naar geelgroen verkleurt. Weer eens iets anders dan de obligate Robinia ‘Frisia’. Bedenk wel, dat Cornus mas ‘Aurea’ – zoals zoveel goudbladige bomen en struiken – de neiging heeft om in de zon te “verbranden”, waardoor het blad bruine randen krijgt. Echt nadelig voor de struik is dat niet, maar de sierwaarde van een geschroeide kornoelje is natuurlijk nihil. Zet ‘Aurea’ niet te droog, en ook niet in de volle zon. Voor liefhebbers van bont blad is ‘Elegantissima’ het summum: deze cultivar is niet twee-, maar zelfs driekleurig van blad; sommige bladeren zijn geel gevlekt, andere hebben een brede gele rand en weer andere zijn egaal geel; sommige tenslotte, zijn gedeeltelijk roze. Dat klinkt je misschien niet als een aanbeveling in de oren, maar door kenners is ‘Elegantissima’ herhaaldelijk bekroond. Niet door mij, overigens, en ik kan mij ook voorstellen dat je bij het zien van die bontgekleurde bladeren naar de telefoon grijpt om de Plantenziektekundige Dienst te bellen.