Al die vruchten zijn prachtig om te zien zien, maar ze zijn natuurlijk niet voor ons bedoeld. Ze zijn voornamelijk bedoeld voor vogels. Die eten de vruchten en poepen de zaadjes uit, soms kilometers van de plaats waar ze hun maaltijd genoten. Veel besdragers worden zo door vogels gezaaid. Op het internet en in tuinboeken vind je lange lijsten van bomen en struiken met decoratieve vruchten. Ik heb geen enkele ambitie om aan die lijsten iets bij te dragen, maar ik noem graag een paar persoonlijke favorieten.
Voor mij staat met stip bovenaan de Oosterse meidoorn, Crataegus laciniata. Meidoorns heb je in allerlei soorten die geen van alle groot worden waardoor ze heel geschikt zijn voor kleine tuinen. Mooie soorten zijn bijvoorbeeld Crataegus x lavallei, een boompje met donkergroen blad en oranje appeltjes die lang aan de boom blijven hangen. Maar de mooiste soort is misschien wel de Oosterse meidoorn, Crataegus laciniata; het blad is groengrijs en diep ingesneden, de bloemen in het voorjaar zijn wit en in de nazomer verschijnen de baksteenoranje vruchten. Je noemt ze bessen, maar eigenlijk zijn het appeltjes. Ze zijn ook eetbaar, maar lekker is anders. Meidoorns doen het goed op iedere grondsoort.
Een tweede liefde van mij is Hedera helix ‘Poetarum’, dichtersklimop. Klimop blijft de hele winter groen. Je hebt twee groepen: klimop die klimt, in een boom of tegen een muur, en klimop die niet kan klimmen, maar een klein struikje vormt. Die laatse heet struikklimop. Struikklimop is eigenlijk de volwassen fase van klimop. Als de jeugdvorm, de klimmende klimop, niet verder kan klimmen verandert hij vanzelf in struikklimop. Struikklimop bloeit in de herfst met geelgroene bloemen die druk worden bezocht door een hele menagerie van insekten: hommels, bijen, zweefvliegen, wespen, vlinders, en wat verder maar kan vliegen of kruipen. Na de bloei worden de bessen gevormd. Die zijn bijna altijd blauwzwart, maar de bessen van de dichtersklimop zijn oranje. Struikklimop is onmisbaar als groene ‘vuller’ in boeketten.
Cotoneaster horizontalis is – zoals de naam suggereert – een platgroeiende struik. Je kunt hem als bodembedekker gebruiken. Maar de struik groeit net zo lief vertikaal tegen een muur. De Nederlandse naam is dwergmispel. De bloei stelt weinig voor, al denken de bijen daar anders over. Ik kan weinig struiken bedenken waarop je zoveel bijen ziet. In het najaar verschijnen de rode vruchtjes die schitterend kleuren bij het verkleurende blad. Ook als het blad is afgevallen, en de vruchten door de vogels zijn opgegeten, blijft de dwergmispel een opvallende struik met zijn takken in een typerende visgraatsstructuur. Cotoneaster horizontalis groeit overal en hoeft nooit te worden gesnoeid. Ideaal voor geveltuintjes in de stad.
Het zijn niet alleen struiken die kleurige vruchten dragen. Ook vaste planten kunnen in de herfst opvallen. Iris foetidissima, de stinkende lis is er een van. Schrik niet van de naam – de stinkende lis stinkt helemaal niet. Deze plant is een buitenbeentje want hij produceert geen bessen, maar knaloranje zaden. Droogboekettenmakers zijn er gek op. Er zijn van die plaatsen in de tuin waar bijna niks wil groeien, bijvoorbeeld onder een prunus of een berk. Voor zulke plaatsen is Iris foetidissima ideaal: de plant floreert waar andere planten het laten afweten. De bloemen in het voorjaar zijn aardig maar niet spectaculair, maar als in het najaar de zaaddozen openspringen weet je niet wat je ziet. Een echte trafficstopper noemen ze zoiets in het Engels. De gedroogde stengels komen mooi uit in een tinnen vaas.
Laat ik deze top vijf besluiten met een struik met de lastigste naam: Clerodendrum trichotomum – de pindakaasboom of kansenboom.
De pindakaasboom is helemaal geen boom, maar een dichtvertakte struik van een paar meter hoog. De witte bloemen zijn gevat in een rode kelk en verschijnen pas tegen het einde van de zomer, wat de struik op zich al tot een aanwinst maakt want bijna alle heesters bloeien vroeg. Insecten zijn er dol op. Maar het hoogtepunt valt in het najaar als de saffierblauwe bessen verschijnen. Blauw is een kleur die je in bessen niet vaak tegenkomt en het contrast met de rode kelkbladeren maakt een exotische indruk: alsof er een paradijsvogel in de Hollandse polder is verdwaald.