Het is geen wonder dat talent voor schilderen en tuinieren vaak samengaat. In duizenden schilderijen, etsen en aquarellen wordt van de liefde voor planten en bloemen getuigd, van eenvoudige gemberpotten vol oostindische kers tot imposante bloemstillevens. Natura artis magistra: de natuur is de leermeester van de kunst.
De bekendste bloemenschilderijen zijn die van de impressionisten – zeker als je Van Gogh daar ook toe rekent. De waterlelies van Monet en de zonnebloemen van Vincent van Gogh hebben we inmiddels zo vaak gezien dat er een zekere weerzin tegen is ontstaan, als bij een heerlijk dessert dat je na een copieuze maaltijd nauwelijks meer naar binnen kunt krijgen. Beide schilders zijn zo vaak op kalenders, T-shirts en koffiemokken gereproduceerd dat je bij het zien van hun schilderijen soms een lichte onpasselijkheid voelt opkomen. Jammer, maar ik weet er geen oplossing voor. Je kunt moeilijk verwachten dat museumdirecteuren bereid zijn om de handtekeningen op de beroemdste schilderijen over te schilderen om die door signaturen van mindere meesters vervangen. Maar het zou een belangwekkend experiment zijn, dat wel.
Van Gogh heeft geen tuin nagelaten. Hij had het te druk met preken voor de armlastigen in de Borinage - de Waalse mijnstreek - en, later, vooral met zichzelf. Maar Monet was, vooral op latere leeftijd, een enthousiast tuinier. Zijn tuin, te Giverny in het Franse departement Haute-Normandie, is een jaar of vijftig geleden gereconstrueerd en is nu een van de drukstbezochte toeristenattracties van heel Frankrijk.
“Ik ben opgetogen”, schreef Claude Monet in de lente van 1833, “Giverny is een prachtige plek voor mij”. Daar betrok hij het grote huis met het roze pleisterwerk en de grijsgroene blinden die we nu kunnen dromen. Hij begon met het aanleggen van een moestuin – ook impressionisten moeten eten – en daarna legde hij een lang pad aan met aan weerszijden borders, omzoomd door buxushaagjes. Taxushagen zorgden voor een rustige achtergrond. Het pad liep door een boomgaard van ciderappels die nu, voor de toeristen, door sierappels zijn vervangen. Waarom? Kennelijk werd er bij het herinrichten van de tuin gevreesd dat de bezoekers zich aan de appels zouden vergrijpen.
Veel verstand van tuinieren had Monet nog niet toen hij zijn tuin begon, maar bij de aanleg kreeg hij advies van collega-impressionist Caillebotte en de beplantingsplannen werden gemaakt door de beroemde kweker/ontwerpers Vilmorin en Truffaut. Monet heeft zijn leven lang met passie getuinierd en toen hij in 1893 een stuk grond aan de overkant van de weg kocht om een watertuin aan te leggen had hij geen advies meer nodig.
Daar ontwierp hij zijn beroemde, met blauweregen behangen Japanse brug over zijn waterpartij en daar schilderde hij zijn beroemde waterlelies, zijn ‘Nymphéas’. Hij heeft eindeloos in zijn eigen tuin geschilderd en vaak deed hij dat in de open lucht. Zijn tuin was een verlengstuk van zijn atelier. De tuin bestond uit vakken die met planten in één kleur werden beplant. De verschillende vakken waren van elkaar gescheiden door poortjes, begroeid met klimrozen en clematis.
U kunt Giverny beter niet bezoeken, want de tuin wordt platgelopen door toeristen en de broze sfeer is niet tegen massatoerisme bestand. Maar wilt u er toch naar toe, ga dan buiten het seizoen en ‘s morgens vroeg, of ‘s avonds tegen sluitingstijd. De waterlelies zijn dan waarschijnlijk dicht, maar als u zich midden op de dag in het gedrang waagt kunt u ze helemaal niet zien.
En bedenk dat vooral Monet een groot deel van zijn leven erg bijziend was, zodat hij geen bloemen zag, maar vlekken kleur. Om te ervaren wat hij zag, moet u uw bril afzetten of uw contactlenzen uitdoen. Draagt u geen bril, stop dan een vuiltje in uw oog en zie als Monet. De ware liefhebber van het impressionisme staat voor niets. Toch?