Gladiolenfestival

Afgelopen maandag stonden de kranten vol over het Lowlands festival. Het zei me niks. De tijd dat ik in een weiland met tienduizend anderen ging zitten blowen is lang voorbij. Er is in augustus maar één festival waar ik naartoe ga: het Gladiolenfestival van Hermien Challa.

Challa gladiolen closeup

Hermien Challa is veredelaar van gladiolen. Dat klinkt misschien saai, maar wat zij kweekt zijn niet die suffe gladiolen die als stijve harken in een vaas staan, maar leuke, kleinbloemige gladiolen die de charme van de wilde plant nog niet verloren hebben.

 

Ieder jaar, in augustus, organiseert zij twee weekeinden na elkaar het Groot Gladiolenfestival, met lezingen, demonstraties, exposities en kraampjes met zeldzame planten. En met gladiolen. De sfeer is vrolijk en gemoedelijk. Er wordt geen entree gevraagd en tegen een bescheiden vergoeding kun je de proefvelden in, om zelf een boeket gladiolen te snijden. Kunstenaars – amateurs en beroeps – verleggen de grenzen van wat er met gladiolen mogelijk is. En zelf houd ik ieder jaar een praatje.

 

Ik noem die causerie een hagenpreek omdat hij in de openlucht wordt gehouden, onder een oude eik. Je zou er ook een stammenvergadering van de oude Germanen in kunnen zien. Dit jaar was mijn thema ‘moordlustige exoten en planten met een kort lontje’.

 

Hermien Challa vertelde mij dat ze het zo jammer vond dat kinderen zo weinig interesse tonen in planten, en in het kweken ervan. Of ik niet een lezing speciaal voor kinderen wilde houden? Natuurlijk wilde ik dat, maar als ik terugdenk aan mijn eigen jeugd, dan ging mijn interesse ook meer uit naar gifslangen en tyrannosauriërs, dan naar die suffe planten. Planten doen niks, bewegen niet, en groeien zo langzaam dat je het niet eens ziet.

Maar er was één groep van planten die me boeide: vleesetende planten. Vliegenvangende zonnedauw en moordlustig blaasjeskruid – die spraken tot mijn verbeelding. En natuurlijk planten waarmee je iets kunt doen: fluitenkruid waaruit je een complete toonladder tevoorschijn kunt blazen, rietsigaren die je in de petroleum kunt dopen om er fakkels van te maken, klissen die je in het haar van meisjes kunt gooien (meisjes plagen, zoentjes vragen) en natuurlijk de onvolprezen klapbes die je met een blaaspijp van elektriciteitsbuis zo leuk tegen het slaapkamerraam van de buren uiteen kunt laten spatten. En de taxus, uit de takken waarvan je de beste pijl-en-boog kunt snijden. Bij nader inzien waren er toch planten genoeg die je als kind aanspraken.

Ik denk dat als je een kind met planten wilt boeien, je planten moet kiezen waarmee je wat kunt doen. Planten zijn nooit bedoeld voor ‘afblijven’. Je moet ze kunnen proeven, voelen en ruiken. De brandnetel maakt meer indruk dan de dovenetel.

Goed; ik dus op naar Hermiens Gladiolenfestival, voorzien van twee emmers planten waarmee je iets kunt doen. Voor het geval er tieners in het publiek zouden zitten ook nog wat opiumpapaver mee, vooral om de volwassenen te stangen. Het aantal kinderen viel tegen; het eerste weekend waren er twee, en verder veel ouders en opa’s en oma’s. Het tweede weekend waren er zes.

Spreken voor volwassenen doe ik al dertig jaar en ik draai er meestal mijn hand niet voor om. Maar praten tegen kinderen is anders en ik was dan ook opgelucht toen ze om mijn grapjes lachten. Natuurlijk kan ik niet op tegen Freek Vonk met zijn Boa constrictors, maar misschien heb ik één kind ervan kunnen overtuigen dat planten niet per definitie saai zijn.

 

In ieder geval was een gladiolengevecht een mooie afsluiting.

 

Voor meer informatie zie Challa gladiolen