De Mol

Binnen maken we ons druk om corona. Buiten gaat de natuur gewoon zijn gang. Politici mogen dan wel beweren dat onze aarde aan ziektes en klimaatverandering ten onder gaat, maar daar klopt niets van. Wij gaan misschien ten onder, maar de wereld draait vrolijk door, samen met het grootste deel van haar levende have. Slakken en mieren krijgen geen corona. Mollen ook niet zo te zien, want als ik naar buiten kijk zie ik iedere dag een nieuwe molshoop in mijn bloemenwei. Bij het zien van een molshoop moet ik altijd denken aan Ard Schenk, onze schaatskampioen. Jaren geleden las ik in de krant een interview met hem. Hij vertelde dat hij zijn huis had verkocht. In plaats daarvan had hij nu een boot waarmee hij door Europa ging zwerven.

Hij was met pensioen maar had geen zin om achter de geraniums te gaan zitten en zich druk te maken over de molshopen in zijn gazon. Ik geloof dat hij intussen al lang weer aan de wal woont, maar hij had gelijk: waar maken we ons druk over?

Ach ja, de mol. Samen met de rat en de muis het enige zoogdier dat wordt gevangen, vergiftigd, bejaagd, door honden wordt vermoord, doodgeslagen, gehaat, en dat er toch in slaagt om al die aanslagen op zijn leven met succes te weerstaan. Bijna al onze zoogdieren nemen in aantal af en een groot deel is inmiddels op de Rode Lijst beland, maar de mol – hij ploegde voort. Toch neemt het aantal mollen af. Reusachtige machines die mest in grasland injecteren vernietigen veel bodemleven, waaronder de mol. Maar in de tuin kan het beest nog steeds zijn gang gaan. Iedereen weet hoe een molshoop eruitziet, maar met de maker van die hopen is het anders gesteld. Wie weet er dat de vacht van de mol geen vleug heeft zodat je hem van kop naar staart, maar ook andersom kunt aaien zonder weerstand te ondervinden – een handige eigenschap voor een dier dat in een nauwe tunnel zowel vooruit als achteruit moet kunnen bewegen. En wie weet dat een mol een staartje heeft dat parmantig overeind staat? We doden steeds vaker op afstand. Vroeger zette je een klem om een mol te vangen, of je stalkte het beest om hem als hij een hoop opwierp met een spa of greep uit de grond te wippen. Mollen vangen was handwerk. Tegenwoordig wordt het doden van mollen uitbesteed. Het is het werk van de professionele ongediertebestrijder die in het bezit is van het Vakbekwaamheidsbewijs Mollen- en Woelrattenbestrijding. Die komt met een voorraadcilinder die hij met een riem over zijn schouder draagt. Aan die cilinder zit een dunne metalen buis waarmee hij in de mollengang prikt. Zo’n apparaat heet een doseerapparaat. Wat er gedoseerd wordt zijn pillen van magnesiumfosfide die hij met zijn buis in een mollenrit deponeert, nadat hij de molshopen met zijn voet dicht heeft gestampt. Magnesiumfosfide reageert met het in de gangen aanwezige vocht en vormt fosforwaterstof, een giftig gas dat zich door het gangenstelsel van de mol verspreidt. De mol sterft snel – zo mogen wij hopen – en ongezien.
 
Niet alle manieren van mollen bestrijden maken gebruik van moord en doodslag. Een oude beproefde manier is de flessenmethode. Je plaatst een fles zonder bodem schuin in een mollengang. De wind blaast in de flessenhals en het fluitende geluid verdrijft de mol naar de buren.

 

Het grootste deel van de bodemfauna wordt vernietigd als het in aanraking komt met fosforwaterstof, en ook voor de ongediertebestrijder, die ik nog nooit met een gasmasker heb zien werken, kan het doseren van magnesiumfosfidepillen niet gezond zijn. Maar erg effectief tegen mollen is de stof niet. Het is misschien zo dat we tegenwoordig steeds minder molshopen in weilanden zien, maar dat heeft vooral met gebrek aan voedsel te maken. Een mol zit liever in onze goed bemeste tuingrond dan in een steriel weiland. En je kunt wel een mol liquideren – zijn gangenstelsel blijft intact. Binnen de kortste keren wordt het lege territorium weer door een nieuwe mol in beslag genomen. De uitdrukking ‘dweilen met de kraan open’ is sleets, maar op het bestrijden van mollen wel van toepassing.

Nog ludieker wordt het als je een verticaal geplaatste fles gebruikt waarin je een plastic kindermolentje plaatst. De trillingen van het draaiende molentje irriteren de mol en jagen hem de tuin uit. In theorie tenminste, want de praktijk is weerbarstig. Ook verkopers van levenselixers en wonderapparaten hebben zich op de mollenbestrijding geworpen. Voor een behoorlijke som kun je allerlei apparaten kopen, vaak in de vorm van een paddenstoel, die zichzelf via een zonnepaneeltje opladen. Je plaatst de steel van de paddenstoel in een mollengang, het apparaat gaat trillen of brommen, en jaagt de mol de stuipen op het lijf. Tja, wat moet ik hierover zeggen. Mijn mollen trokken zich er weinig van aan. Maar het is als met homeopathie: je moet erin geloven.

Een heel alternatieve en molvriendelijke manier om de mol af te schrikken is het telen van planten waaraan de mol een hekel zou hebben. Die praktijk stamt uit de tijd van heksenvervolging en ander middeleeuws bijgeloof, maar je komt de adviezen nog steeds op het internet tegen. Een teken dat de ene tuingoeroe de andere napraat, in plaats van zelf op onderzoek uit te gaan. Er zijn twee planten die je steeds weer ziet opduiken. Om te beginnen de keizerskroon, een bolgewas dat bloeit met een stevige stengel met aan de top een krans van knikkende klokken. Daarbovenop prijkt een komisch kroontje van blad, als bij een ananas. Dat is de keizerskroon. De bol van die keizerskroon stinkt, volgens mij naar zweetsokken, maar volgens anderen naar roofdieren, met name vossen. En het is die roofdiergeur die mollen zou afschrikken. Plant gerust keizerskronen in je tuin – het zijn imposante planten – maar verwacht niet dat de een mol er een straatje om voor gaat. Een tweede bewering die in het rijk der fabelen thuishoort is dat een barrière van kruisbladige wolfsmelk mollen zou tegenhouden. Kruisbladige wolfsmelk is een stijve plant die door een wiskundige ontworpen lijkt. De bladeren als kompasnaalden staan recht tegenover elkaar aan de stengel.

Het volgende bladpaar is exact 90 graden gedraaid. Het is een aanwaaier – een plant die je nooit in de tuin hebt gezaaid en die plotseling onuitgenodigd opduikt. Maar misschien is aanwaaier niet het juiste woord. Het zaad van de kruisbladige wolfsmelk behoudt eeuwenlang zijn kiemkracht. Het sluimert in de grond totdat spitten of schoffelen het aan de oppervlakte brengt. Dan ontkiemt het. Het is dus niet komen aanwaaien. Het was er al. Het verhaal dat kruisbladige wolfsmelk mollen zou verdrijven berust op een verkeerde vertaling: in het Engels wordt met mole niet alleen de mol bedoeld, maar ook een wrat of een pukkel. Vroeger werd het melksap van de kruisbladige wolfsmelk op de huid gesmeerd, ter bestrijding van wratten. Met effective against moles wordt iets anders bedoeld dan effectief tegen mollen.

Mollen leven niet permanent onder de grond. Ze komen ook wel eens boven. Dan jagen ze op slakken, en er zijn zelfs waarnemingen van mollen die kleine kikkers vangen. Het is de vraag of ze het verschil kunnen zien tussen een slak en een kikker; hun ogen zijn klein en zitten verscholen in een huidplooi. Waarschijnlijk zien ze alleen maar verschil tussen licht en donker. Maar hun tastzin is geweldig goed ontwikkeld. Hun neus zit vol supergevoelige sensoren. Als je een gazon vol molshopen ziet ben je geneigd om te denken dat er tientallen dieren aan het werk zijn. Maar mollen zijn sterk territoriaal en daarnaast erg onverdraagzaam. Iedere mol heeft zijn eigen gangenstelsel en als een ander daarin binnendringt volgt er meestal een gevecht op leven en dood. Zijn voorpoten met handen als kolenschoppen zijn geduchte wapens.

Vroeger dachten de laagopgeleiden op het platteland dat alle mollen mannelijk waren tot het voorjaar; dan veranderde de helft in vrouwtjes. Dit misverstand is begrijpelijk, want mannelijke en vrouwelijke mollen zijn nauwelijks van elkaar te onderscheiden en hun gedrag is ook het grootste deel van het jaar gelijk. De man is wat groter dan de vrouw, maar hiervoor moet je dieren van beiderlei kunne naast elkaar zien. En de clitoris van de vrouw en de penis van de man lijken op elkaar en zijn voor de leek ook al niet gemakkelijk uit elkaar te houden. Pas in februari zwellen de teelballen van het mannetje op, om na het voorjaar weer te slinken. Pas in het voorjaar zou je het verschil tussen man en vrouw kunnen zien, maar dan moet je wel goed willen kijken.

De studie van de mol kwam in een stroomversnelling toen er onderzoek kon worden gedaan door het dier van een radioactieve ring om zijn staart te voorzien. Toen konden onderzoekers met een geigerteller de gangen van de mol nagaan. Al snel bleek dat mannetjes en vrouwtjes zich het grootste deel van het jaar in hun eigen territorium ophouden. Maar in februari gaan de hitsige mannetjes op zoek naar een partner en wagen ze zich tot 1 kilometer buiten hun vertrouwde gangenstelsel. Ze lopen door bestaande tunnels als die er zijn, en anders boven de grond. Ze zoeken totdat ze een vrouwtje hebben gevonden en dan volgt de paring, op zijn hondjes. Na de paring gaat het mannetje weer terug naar zijn eigen territorium. Bij mollen duurt de zwangerschap ongeveer vier weken. De jongen worden meestal in april geboren, in een nest dat met gras of dor blad is bekleed. Een vrouwtjesmol heeft acht tepels, maar het gemiddelde nest telt maar vier jongen, die bij de geboorte klein en roze zijn. De moeder maakt meerdere nesten en kan haar jongen naar een ander nest verplaatsen als er gevaar dreigt. Na vier weken te zijn gezoogd beginnen de jongen op wormen en insecten te jagen en weer vier weken later worden zij uit het paradijs verdreven, de wijde wereld in. In hun zoektocht naar een eigen territorium maken de jonge mollen oppervlakkige gangen, waardoor ze door hun vijanden gemakkelijk gevangen kunnen worden. In de herfst hebben de overlevenden een eigen territorium gevestigd. Onderzoekers hebben mollen in gevangenschap gehouden, apart van elkaar omdat de dieren elkaar niet verdragen. Dat gevangen houden lukt aardig totdat de paartijd aanbreekt en de mannetjes op zoek willen naar een partner. Ze breken uit en ontsnappen, of, als dat niet lukt, sterven ze aan stress.

En nu de eeuwige discussie: is de mol nu nuttig of schadelijk? Nuttig is het feit dat een mol gangen graaft die voor drainage van de bodem zorgen. Maar iemand die in een mollenrit zakt en zijn enkel verzwikt zal hier anders over denken. Mollen eten schadelijke insecten, zoals ritnaalden en engerlingen. Erg nuttig. Maar ze eten ook regenwormen en dat is weer schadelijk. Boven de grond eten ze slakken. Nuttig. In een moestuin ruïneren ze een rijtje zaailingen. Schadelijk. Als je alles afweegt zijn ze waarschijnlijk iets nuttiger dan schadelijk, maar wie op een glad gazon gesteld is zal daar anders over denken.

Vroeger werden mollen in toom gehouden door wezels en hermelijnen. Maar die zijn bijna uitgestorven. Misschien zijn ze iets te vaak in een gang met gifgas beland. Overigens zijn er wel manieren om mollen uit de tuin te houden die weinig schadelijk zijn: om een automatische grasmaaier op een gazon te houden wordt er rondom dat gazon een zwakstroomdraad ingegraven. Nu ben ik geen voorstander van automatische maaiers. Ze maaien niet alleen gras maar ook egels. Maar als je nu alleen die stroomdraad ingraaft en de maaier weglaat, dan heb je een barrière waar ook mollen niet graag overheen gaan. Verzeker je er eerst wel van dat je geen mollen insluit.