Dat zit zo: al jarenlang experimenteer ik met bloembollen in mijn bloemenwei. Sommige zijn een doorslaand succes: Narcissus pseudonarcissus, de wilde narcis, zaait zich dat het een lieve lust is en Camassia’s – bollen met stervormige bloemen, uit Noord-Amerika – zaaien zich weliswaar niet, maar vormen steeds grotere pollen. Ook boshyacinten en vogelmelk doen het prima in mijn gras. Maar met tulpen wilde het niet lukken, tot nu toe.
Tulpen komen voor het grootste deel uit gebieden met strenge winters en bloedhete, droge zomers. Voor die strenge winter kunnen wij wel zorgen, maar verzengend hete zomers hebben wij niet, in ons gematigd zeeklimaat. Daarom worden tulpen die voor de handel worden geteeld ook ieder jaar uit de grond gehaald: om ze de extra warmte te bieden die ze in onze koele bodem ontberen. Nu kan de zandgrond van een bollenveld nog behoorlijk opwarmen, maar in grasland wordt de zomerwarmte ook nog eens getemperd. Voeg daarbij het feit dat tulpen van kalk houden en dat mijn grond van nature licht zuur is, en het is duidelijk waarom tulpen in gras geen succes zijn, hier.
Maar als tuinier wil je altijd het onmogelijke, en zo heb ik jarenlang tulpenbollen in mijn grasland geplant. In hun eerste jaar zorgden die voor een geweldige show. Ik heb prachtige foto’s van een bloemenwei vol met de lakrode Tulipa linifolia. Nu heb ik er nog drie. Tulipa turkestanica en Tulipa tarda houden het langer vol, maar ook hun bloei wordt met de jaren minder. Maar nu heb ik Tulipa clusiana.
In 2011 heb ik er een paar honderd geplant. Het was een mengsel van verschillende variëteiten, afkomstig van Verberghe, een goede en goedkope bollenleverancier. Welke variëteiten het waren stond er niet bij, maar toen de tulpen in 2012 bloeiden, zag ik dat het ging om de traditionele, rood-met-witte wilde Tulia clusiana, en verder wat variëteiten die ik determineerde als ‘Lady Jane’, ‘Cynthia’ en Tulipa clusiana var. chrysantha.
‘Lady Jane’ lijkt, wat kleur betreft, op de originele damestulp die in april 1607 voor het eerst in Nederland bloeide in de botanische tuin van Leiden. De buitenste drie kroonbladeren zijn kersenrood, de binnenste drie crèmewit. Ik ben niet weg van ‘Lady Jane’; de groeiwijze is wat flodderig en de stengels knakken snel.
Meer gecharmeerd ben ik van ‘Cynthia’, met rozerode buitenste bloembladen en crèmegele binnenste. ‘Cynthia’ is in 1959 geselecteerd uit een partij bloembollen die de firma Van Tubergen kocht van een handelaar uit Tashkent. De bloem van ‘Cynthia’ lijkt op die van de meer naar goudgeel neigende Tulipa clusiana var. chrysantha, en de bloemstengel is wat langer. De twee laatste variëteiten lijken mij het meest geschikt voor verwildering in gras. Maar de gewone Tulipa clusiana blijft de mooiste.
En vorig jaar, tien jaar nadat ik de eerste bollen plantte, bloeien er nog altijd meer dan tweehonderd bloemen; sommige bollen produceerden twee bloemstengels. Er blijken dus toch tulpen te zijn die het in een bloemenwei doen. En ik weet wat me te doen staat; volgend najaar plant ik er nog vijfhonderd bij, want Tulipa clusiana behoort gelukkig niet tot de duurste soorten. Lang leve de damestulp.