Artisjokken

Ik durf het bijna niet te zeggen, want ik weet dat veel mensen tijdens deze coronacrisis zitten opgehokt in een huis dat geen tuin heeft en alleen maar een balkon, maar ik ben nog nooit zo blij geweest met mijn tuin. Vooral de moestuin is bewerkelijk en vroeger keek ik nog wel eens op tegen al het werk dat de groententeelt met zich mee brengt. Nu ervaar ik die groententuin als een zegen. We staan aan het begin van een nieuw seizoen.

En tegen iedereen die een eigen moestuin heeft zou ik willen zeggen: pak de zaadcatalogus erbij bestel dit jaar eens zaad van artisjokken. Je kunt natuurlijk artisjokken in de groentewinkel kopen, maar de kans dat ze vers zijn is nihil. Artisjokken rotten of schimmelen niet; dat is leuk voor de verkoper en jammer voor de consument; de verkoper kan dezelfde artisjokken wekenlang in de winkel laten liggen, totdat ze uiteindelijk worden verkocht. Tegen die tijd zijn ze wel wat ingedroogd, maar een uiterste houdbaarheidsdatum bestaat niet bij de artisjok. En omdat er geen grote omzet is in artisjokken krijgt de consument zelden de kans om verse waar te kopen.

Wie verse artisjokken wil eten zal ze zelf moeten kweken. Nu is dat kweken geen sinecure. Het begint al met goed uitgangsmateriaal. ‘Grand Vert de Laon’ en ‘Camus de Bretagne’ zijn de rassen die worden aanbevolen in de spaarzame boeken waarin iets over de teelt van de artisjok te vinden is, maar wie bij een tuincentrum naar een van deze twee variëteiten vraagt ontmoet weinig begrip. Sterker nog: wie naar naamloze artisjokkenplanten vraagt krijgt ook nul op het request. Het enige wat te koop is is een zakje zaad.

Nu is dat helemaal geen ramp. Artisjokken zijn in het grootste deel van Nederland toch niet betrouwbaar winterhard en daarom is het in ons klimaat maar het beste om de artisjok als eenjarige plant te beschouwen. Zo snel warmt de aarde nu ook weer niet op. Artisjokken hebben grote zaden die wel wat op zonnepitten lijken en omdat zaden meestal per gewicht verpakt worden bevat een zakje niet meer dan een stuk of twintig zaden. Met twintig artisjokkenplanten is een tuin trouwens wel gevuld, want één plant neemt toch al gauw een vierkante meter in beslag.

Zaai de zaden vroeg, in maart of april, en ieder zaad in een eigen potje. Dan kunnen de jonge planten later worden overgepot naar een grotere pot zonder de wortels te beschadigen. Verpot desnoods nogmaals voordat de artisjokken in mei naar buiten gaan, want ze groeien als kool. Tegen de tijd dat ze in de tuin kunnen worden uitgeplant zijn ze soms al zo’n 40 cm hoog. Het treft dat de artisjok niet alleen een lekkere groente is, maar ook een mooie bladplant. In de siertuin slaat hij geen slecht figuur met zijn diep ingesneden zilvergrijze blad. Houd wel rekening met de fenomenale groeikracht van de planten, en gun ze de ruimte.

Gezaaide artisjokken zien er meestal heel verschillend uit: de één heeft gemene stekels aan de bladpunten, de ander heeft nauwelijks ingesneden blad en de derde geeft veel grotere artisjokken dan de rest. Iedere plant is een individu met een eigen karakter. En een eigen smaak, want artisjokken van de ene plant kunnen aanmerkelijk bitterder smaken dan die van een andere. Ook de winterhardheid verschilt. Waar ik woon, in een koud deel van Nederland, vriest ongeveer de helft van de planten ’s winters dood. De overlevenden vul ik ieder jaar met nieuwgezaaide planten aan. Dat heeft een groot voordeel, want zo wordt de oogst gespreid: de planten die de winter overleefden geven al in juni een flinke oogst, terwijl de nieuwgezaaide planten pas in de nazomer vrucht dragen. Oogst nooit alle knoppen, want een bloeiende artisjok is een mirakel. En de geur is bedwelmend zoet.