Beth Chatto

Beth Chatto stierf op 13 mei 2018. Van haar dood hoorde ik pas een maand later, toen ik gevraagd werd om een necrologie te schrijven. Maar dat haar gezondheid te wensen over liet wist ik al jaren. Eigenlijk liet haar gezondheid iedere winter te wensen over. ‘Beth never winters well’, zeiden haar vrienden. In de winter zakte ze soms weg in een depressie en als dat niet gebeurde gleed ze uit en brak ze haar heup. En ieder voorjaar leefde ze weer op. Net als haar tuin.

Ik ontmoette Beth voor het eerst in 1975. Ik werkte in Wisley Gardens, de tuinen van de Royal Horticultural Society, door iedereen afgekort tot R.H.S. Die R.H.S. organiseerde iedere twee weken een plantenshow in Londen in haar eigen gebouwen aan Vincent Square. Op een van die shows hadden wij – en dan bedoel ik wij van de rotstuin in Wisley – een landschapje ingericht vol alpiene planten. Wij waren een zootje ongeregeld, in afgedragen spijkerbroeken en met haar tot op onze schouders. Naast ons stond een keurige mevrouw in een tweedrok. Ze had haar tafel ingericht, maar was vergeten een gieter mee te nemen. Of ze er een van ons mocht lenen? Natuurlijk mocht dat een zo begon een jarenlange vriendschap. Met een gieter.

Beth Chatto was door en door Brits, maar ze miste het chauvinisme van veel van haar landgenoten. Ze had als een van de weinigen door dat er op het continent ook getuinierd werd. Ieder jaar logeerde ze bij Helen von Zeppelin, in Laufen, in Duitsland, om altijd weer met nieuwe planten naar Engeland terug te keren.

Een grote wens van haar was om een bezoek te brengen aan Ernst Pagels in Leer. We spraken af dat ik haar in Zuid-Duitsland zou ophalen, dat ze bij ons zou logeren en dat we de volgende dag naar Pagels in Leer, een havenstad aan de Dollard, zouden gaan. Halverwege de reis bedacht Beth met schrik dat ze haar paspoort thuis had laten liggen. Maar we passeerden zonder veel moeite de grens.

Op de terugweg, met een auto die met planten was volgeladen, leek het mij raadzaam om via een binnenweggetje zonder slagbomen weer naar Nederland te rijden. Dat was niet slim bedacht. We liepen in een hinderlaag van de douane die waarschijnlijk op een drugstransport uit was. ‘Stick to the plants’ riep Beth mij toe, toen we in een overvalbusje werden afgevoerd. Op het politiebureau moest ze haar naam en geboortedatum opgeven. Met de naam had Beth geen moeite, maar een dame naar haar leeftijd vragen vond ze hoogst ongepast. Uiteindelijk kwamen we uren later met de schrik en met de planten vrij.

Beth was opgeleid als onderwijzeres, maar ze stond nooit voor de klas. In plaats daarvan trouwde ze met Andrew Chatto, die als uitgever werkte bij de bekende Chatto & Windus. Andrew was niet voor uitgever in de wieg gelegd, en begon een fruitkwekerij in Elmstead Market, in Essex. Maar ook dat was geen succes en de boomgaarden werden verkocht. Beth en Andrew bleven achter met een huis op een stuk onvruchtbare grond, een met twee kleine kinderen.

Mede door Andrews drankproblemen werd de situatie nijpend en Beth besloot het heft in handen te nemen en een kwekerij te beginnen. Ze was buitengewoon loyaal en tegenover de buitenwereld bleef zij Andrew altijd verdedigen, als de motor van haar succes, maar in werkelijkheid was hij een blok aan haar been. Alleen Christopher Lloyd durfde, met zijn spreekwoordelijke directheid, dingen te zeggen als ‘Why don’t you get rid of that usesless husband’, maar Beth zag het anders: ‘Een gehandicapt kind laat je toch ook niet in de steek’, was haar repliek.

 

Beth Chatto was een voorloper van wat nu ‘de ecologische tuin’ zou worden genoemd. Ze paste de planten aan aan de grond in plaats van omgekeerd, en weigerde water te geven in tijden van droogte. Maar de planten mochten dan droogtebestendig zijn, het gazon was dat niet. In droge zomers was het niet groen maar bruin. Beth hield niet alleen van planten, maar ook van mensen. In de winter, als er in de kwekerij geen werk was, liet ze het personeel haar huis schilderen en haar kamers opnieuw behangen. Rijk werd ze niet, op deze manier, maar het is niet verbazend dat ze door haar medewerkers op handen werd gedragen.

Ik zag Beth twee jaar geleden voor het laatst. Via vrienden kreeg ik te horen dat ze die winter erg zwak was. Dat was ze iedere winter, maar deze keer zou ze niet lang meer leven. Ik vloog naar Stanstead, huurde een auto en reed naar Elmstead Market. Ik had keurig belet gevraagd, maar toen ik op de kwekerij arriveerde kreeg ik te horen dat Beth me niet kon ontvangen. Ze was te zwak. Ik gaf mijn cadeautje af en liep de tuin in. Na 10 minuten werd ik opgehaald – Beth kon me alsnog ontvangen.

Toen ik haar kamer binnenkwam lag zij prinsheerlijk in de kussens en we praatten honderd uit. Beth leek mij verre van zwak. En toen kwam de aap uit de mouw: ze geneerde zich om in haar nachthemd en zonder make up bezoek te ontvangen. Ik was vertederd – die Beth. Tot het einde toe en dame.

>> Klik hier voor meer informatie over de Beth Chatto Gardens